Testen en Meten

Onderzoek naar knieblessures onder RTC Noord spelers door studenten van de bachelor opleiding bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Sensoren op het lichaam

Speler wordt behangen met sensoren op de volgende plekken:

  • Voet: voor, buitenste enkel, hak
  • Been: buitenkant kuit, buitenkant knie, buitenkant dijbeen
  • Heupen: twee voor, twee achter
  • Romp: middenrif, bovenkant borst
  • Rug: midden, nek

Er wordt getest op het dominante been omdat hierbij het meeste kans op blessure bestaat. Dominant been wordt bepaald door een eenbenige sprongtest (het afzetbeen is het dominante been)

Er wordt gebruik gemaakt van een geavanceerde weegschaal in de grond verwerkt.

Looptest

Mauro Marrale Looptest

Speler loopt op de weegschaal af en zet af met zijn dominante been.

Om een wedstrijdsituatie na te bootsen wordt er met lichtjes aangegeven welke richting de speler op moet bewegen. Er zijn drie verschillende richtingen: links 45%, rechtdoor en rechts 45%.

  • Eerste poortjes meten de startsnelheid
  • Tweede poortjes meten de aanloopsnelheid
  • Derde poortjes meten de exitsnelheid
  • Alle poortjes samen meten de algehele snelheid

Sprongtest

Mauro Marrale Sprongtest

Speler springt van een verhoging (bank).

  • Eenbenig: speler staat op links, zet af op links, landt op links en springt op links
  • Tweebenig: speler staat op beide benen, zet af op beide benen, landt op beide benen en springt op beide benen